Straffen of belonen?

 

Positief opvoeden is helemaal ‘in’. Opvoedexperts benadrukken het belang van belonen, complimenten geven en positieve communicatie. Is straffen iets van vroeger of heeft het toch een goede functie?

Goed opvoeden vraagt een combinatie van zowel liefde en betrokkenheid als correctie en discipline. Juist in een omgeving waar zowel duidelijke grenzen zijn (die ook gehandhaafd worden) als veiligheid en geborgenheid, ontwikkelen kinderen zich het beste. Deze kinderen staan sterker in hun schoenen en kunnen beter omgaan met wat ze in hun leven tegenkomen. Gehoorzaamheid en zelfbeheersing zijn eigenschappen die je van jongs af aan moet oefenen en trainen. Deze training is niet altijd fijn, maar kinderen plukken daar hun leven lang de vruchten van. Bovendien helpen grenzen kinderen om te accepteren dat niet alles kan. Dat is belangrijk om te leren omgaan met beperkingen en tegenslag, wat ze in hun leven zeker zullen tegenkomen.

In de Bijbel leren we God kennen als Vader, een prachtige vergelijking. Hij leert ons in de Bijbel hoe we het ouderschap mogen invullen, Hij is ons voorbeeld. Hoe wij het vaderschap invullen in onze tijd, kan heel anders zijn dan hoe de Bijbel dat bedoelt. Willen we dat goed begrijpen, dan is het handig dat we onderzoeken welke betekenis een vader in de Bijbel heeft. Er zitten verschillende aspecten aan, die wij niet allemaal meer kennen. Een daarvan is het gezag wat een vader heeft. God is niet alleen Vader, maar ook Adonai: Heer, Meester. Hij houdt van ons en heeft het goede met ons voor, maar vraagt ook onze gehoorzaamheid. Zoals een soldaat naar zijn bevelhebber luistert in het leger. Of zoals de leden van een orkest niet ieder naar eigen inzicht het muziekstuk spelen, maar afgestemd zijn op de aanwijzingen van de dirigent. Een autoritaire opvoeding zorgt voor gehoorzaamheid uit angst. Een liefdevolle opvoeding zonder gezag zorgt voor onrust en verwarring. Wat we in de Bijbel zien, is een combinatie van liefde en discipline, wat leidt tot gehoorzaamheid uit respect en vertrouwen. Dat geeft veiligheid, duidelijkheid en rust. Dit is niet alleen goed voor de kinderen zelf, maar het leert hen ook op die manier met God te leven: Hem gehoorzaam zijn vanuit respect en vertrouwen.

 

Grenzen

Kinderen hebben grenzen nodig om ze te beschermen, tegen gevaar, tegen wat niet goed voor ze is. En om ze te leren onderscheiden wat wel en wat niet goed is. Ze geven houvast. Het gaat uiteindelijk niet zozeer om de grens zelf, maar om de onderliggende normen en waarden. Zo mag een klein kind de straat niet oversteken, omdat de kans bestaat dat hij geraakt  wordt door een voorbij komende auto. Een tiener mag ’s avonds na negen uur niet gamen, om zijn nachtrust te bewaken. Zodat hij lekker in zijn vel blijft zitten en zich goed kan blijven concentreren op school. Door deze grenzen, leren kinderen de onderliggende normen en waarden begrijpen en toepassen. Met het ouder worden gaan ze het resultaat beseffen van het houden van grenzen. Toch zullen ze die grenzen flink testen, ieder op zijn eigen manier. Waarom ligt die grens hier? Wat gebeurt er als ik er toch overheen ga? Hoe belangrijk is het?

Kinderen hebben daarom niet alleen praktische grenzen nodig: hoe lang mag ik op de tablet, hoe laat moet ik thuis zijn, wanneer mag ik een smartphone, etc. Ze hebben nog veel meer inhoudelijke grenzen nodig: wat mag ik wel en niet kijken op YouTube, hoe ga ik om met sociale media, wat doe ik als iemand mij uitscheldt, etc. Je kunt als ouder alleen goede grenzen vaststellen, als je helder hebt welke onderliggende normen en waarden je mee wilt geven en welk resultaat je wilt bereiken. Hoe duidelijker je daarin bent, hoe makkelijker kinderen ze herkennen en zich eigen maken. Zodat ze als ze straks volwassen zijn, in staat zijn om in veranderende omstandigheden, zelf de goede grenzen te bepalen en te houden.

Een goede grens:
Is concreet en duidelijk
Past bij de leeftijd en situatie
Is haalbaar
Is bekend bij alle betrokkenen
Is uitlegbaar, heeft een onderbouwing
Heeft een passende consequentie bij overtreding van de grens of een beloning bij het houden van de grens.

Van kind naar puber

Welke grenzen je stelt en hoe je die handhaaft, verandert mee met de ontwikkeling van je kind. Peuters begrijpen het waarom van regels nog niet. Zij gehoorzamen om straf te vermijden of om een beloning te krijgen. Rond het tweede jaar ontdekken ze hun eigen wil – de befaamde ‘nee’ fase. Kinderen die hun eigen zin krijgen en niet leren dat hun wil soms moet buigen voor een ander belang, worden onhandelbaar. Kleuters begrijpen de regels al beter. Het is vooral belangrijk dat de regels duidelijk zijn en dat ze consequent worden gehandhaafd. Vriendelijk, rustig en duidelijk. Je kunt een kort argument geven voor de regel, maar besteed hier niet teveel tijd en woorden aan en ga niet uitgebreid in discussie.

Tijdens de basisschoolperiode groeit het vermogen om zich in anderen te verplaatsen. Hierdoor leren ze waaróm bepaalde normen en regels goed en belangrijk zijn. Je kunt de regels en grenzen steeds iets meer toelichten en uitleggen. De verschillen tussen de kinderen in je gezin merk je met het ouder worden steeds meer, waardoor je meer per kind gaat kijken wat hij nodig heeft. De principes blijven voor alle kinderen hetzelfde, maar de manier waarop ze die zich eigen maken, kan wel wat variëren. Sommige kinderen leren de grenzen bijvoorbeeld door ze steeds op te zoeken en er tegenaan te schoppen. Om hen te beschermen kun je de grenzen dan soms beter wat strakker zetten, dan waar je ze werkelijk hebt liggen, zodat ze niet meteen in de problemen komen als ze er net overheen schieten. En het ene kind heeft strakke grenzen nodig in de omgang met beeldschermen, terwijl andere kinderen daar juist veel makkelijker een goede balans in houden.

Tieners zijn gevoeliger voor belonen dan voor straffen. Zij worden gestimuleerd door het idee dat er iets te winnen valt of dat ze ergens voordeel mee kunnen behalen. Ze zijn juist minder vatbaar voor risico’s en gevaren: ‘Dat overkomt mij niet’ of ‘Ik kom er wel mee weg’. Tegelijk is het de periode waarin ze extra gevoelig zijn voor kritiek en afwijzing. Het is de periode waarin ze hun eigen mening aan het vormen zijn en steeds meer groeien in verantwoordelijkheidsgevoel. De onderbouwing voor de grenzen die je stelt, speelt een steeds grotere rol. Je kunt hen – afhankelijk van wat ze aan kunnen – steeds meer betrekken in de praktische uitwerking van regels en grenzen, zolang de onderliggende principes maar duidelijk blijven. Je wilt hen prikkelen om na te denken over wat belangrijk is en wat goed is en je leert hen om die normen en waarden te vertalen naar gedrag en regels: ‘Waarom doe je wat je doet’. Van beschermen en controleren, groei je zo in fases naar accountability: eigen verantwoordelijkheid dragen.

 

Belonen

Kinderen gedragen zich uit zichzelf niet altijd voorbeeldig zoals jij dat wilt. Ze hebben correctie en begeleiding nodig. De principes van straffen en belonen zijn sterke middelen voor gedragsverandering, die we eigenlijk automatisch al toepassen in de opvoeding. Het werkt simpel: gedrag dat een positief effect geeft (beloning), dat herhalen we. Gedrag dat een negatief effect heeft (straf), dat vermijden we. Ze vormen niet het doel van de opvoeding, maar je kunt deze principes gebruiken om bepaald gedrag aan te leren of juist af te leren.

Belonen is een sterke manier om gedrag wat je wél wilt, te stimuleren. Een beloning hoeft niet iets materieels te zijn, maar kan bijvoorbeeld ook zijn een aai over de bol, een knipoog, complimentje, high five, gevoel van ‘overwinning’, langer op mogen blijven, iets leuks samen doen, een bepaald privilege of simpelweg ergens plezier in hebben. Het effect van een beloning neemt af, als hij vaak herhaald wordt. Weet wat je kind leuk en belangrijk vindt en wees creatief. Leg de lat niet te hoog, maar laat je kind succeservaring opdoen en vier de kleine stapjes die je kind maakt. Kinderen die onzeker zijn of die gedragsproblemen hebben, hebben vaker aanmoedigingen en succeservaringen nodig.

Een goede beloning:
Past bij het kind, hij ervaart het als beloning
Staat in verhouding tot de situatie
Volgt op een bijzondere prestatie (hoe klein ook)
Volgt kort op het gedrag (zodat het verband tussen gedrag en beloning duidelijk is)

Een beloning werkt het sterkst wanneer hij niet voorspelbaar is. Dit zie je onder andere bij gokken. Je leert: als ik maar lang genoeg volhoud, dan komt de beloning vanzelf een keer. Ongeacht wat het je heeft gekost. Als je als ouder iets verbiedt en je kind dramt net zo lang door totdat hij zijn zin krijgt, dan is dat dus een enorme stimulans om in volgende situaties te blijven zeuren en doordrammen.

Gebruik een beloning alleen om je kind iets te leren, om hem een bepaalde drempel over te helpen. Wanneer je kind het onder de knie heeft, heeft hij geen beloning meer nodig. Dan kan een beloning zelfs averechts werken: je kind wil iets alleen doen, als er ook wat tegenover staat. Belonen werkt ook niet, wanneer je die alleen geeft als je kind daar iets voor doet. Alsof hij jouw aandacht of iets leuks moet verdienen. Dat creëert een ‘voor-wat-hoort-wat’ mentaliteit.

 

Straffen

Ongewenst gedrag kun je afleren door een straf te geven. Het is niet moeilijk om als ouder te bedenken wat je allemaal niet wilt wat je kind doet. Veel moeilijker kan het zijn om te bedenken wat je wel wilt dat je kind doet. Stel dat je kind schreeuwt. Dat is ongewenst gedrag. Je kunt hem dit afleren, door straf te geven als hij schreeuwt. Je kunt er ook voor kiezen om je kind te belonen als hij rustig praat. In dit voorbeeld zal het kind het schreeuwen sneller afleren wanneer je het rustig praten beloont, dan wanneer je het schreeuwen bestraft. Merk je dat je in jouw gezin veel straf uitdeelt, bedenk dan eens welk gedrag je wél wilt zien en hoe je dat kunt stimuleren.

Overtreedt je kind een duidelijke regel of een grens, dan is een straf op zijn plaats. Je kunt op twee manieren straffen: door een negatieve ‘actie’ of door iets positiefs weg te nemen. Een afkeurende blik, harde woorden of een huishoudelijke klus moeten doen, zijn ‘actieve’ straffen. Zakgeld inhouden, niet mogen gamen of geen toetje krijgen, zijn voorbeelden van het wegnemen van iets positiefs. Deze straffen hebben in het algemeen meer effect.

Een goede straf:
Staat in verhouding tot de overtreding
Past bij de leeftijd van het kind en de situatie
Ervaart het kind als vervelend (als straf)
Is concreet
Is duidelijk en heeft een onderbouwing
Volgt kort op de overtreding (zodat het verband tussen gedrag en straf duidelijk is)

Wanneer je ergens een lijn trekt, leert je kind dat hij zich daar aan moet houden en dat het consequenties heeft als hij ongehoorzaam is. Je trekt die grens niet zomaar, maar omdat je van hem houdt en omdat je hem wilt beschermen. Bij het geven van straf is het goed om het doel voor ogen te houden: wat wil je dat je kind leert? Het gaat niet om de straf of de grens op zichzelf, het gaat erom dat hij de normen en waarden die je hem mee geeft serieus neemt en leert toepassen in zijn leven.

 

Uit het hart

De valkuil van een te sterke focus op belonen en straffen, is dat je bezig blijft met het gedrag en niet meer met het fundament dat eronder ligt. Je kind gedraagt zich positief omdat hij ofwel een beloning daarvoor verwacht, ofwel een straf wil vermijden. Dan missen we het punt waar het om gaat: dat kinderen normen en waarden begrijpen en zich eigen maken; dat ze ervoor kiezen om die zelf te gaan toepassen in hun leven. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament benadrukt God dat gedragsverandering volgt vanuit een veranderd hart en een vernieuwing van denken(1).

Laat onze aandacht gericht zijn op wat er in het hart van onze kinderen omgaat. Wat houdt hen bezig? Welke plaats heeft God daar? Laten we hen voorleven (2), onderwijzen, begeleiden, liefhebben en beschermen. Laten we hen leren ‘onderhouden alles wat Jezus geboden heeft’(3). Laat daar ons hart naar uitgaan!

 

(1) O.a. Spreuken 4:23, Mattheüs 12:35, Mattheüs 15:19, Romeinen 12:2, 1 Timotheüs 1:5. 
(2) O.a. Deuteronomium 6:4-9
(3) Mattheüs 28:19

N.B. Dit artikel is in mei 2017 gepubliceerd in Metamorfose, het tijdschrift van het Centrum voor Pastorale Counseling.